Op verzoek van VNO-NCW Oostland sprak Ted Duijvestijn op 29 september zijn ‘Tuinbouw Troonrede’ volledige coronaproof uit, vanuit de IDkas® bij het innovatiecentrum van Duijvestijn Tomaten. In zijn alternatieve troonrede zette hij zijn visie op de toekomst van de tuinbouw uiteen: verbinding met de maatschappij én de Circulaire Stad. En een oproep aan alle ondernemers: Stel jezelf de vraag hoe je voor maatschappelijke impact kunt zorgen.
De coronacrisis is ingrijpend. Het heeft een enorme economische en maatschappelijke impact. De tuinbouw lijkt gelukkig redelijk hersteld, mede dankzij de flexibiliteit en creativiteit van ondernemers. De tuinbouw is dus redelijk crisisproof. Maar is dat voldoende?
Die vraag stelde Ted Duijvestijn hardop tijdens zijn alternatieve ‘Tuinbouw Troonrede’ bij VNO-NCW Oostland. Hierin gaf Ted zijn visie op de toekomst van de tuinbouw. Met als belangrijkste boodschap: meer verbinding met de omgeving door in gesprek te gaan je overbuurman of overbuurvrouw; en toegevoegde waarde bieden aan de rest van Nederland en de wereld door bedrijven te koppelen aan maatschappelijke vraagstukken. Als concreet voorbeeld gaf Ted het programma ‘Circulaire Stad’ van de Greenport, waar Ted bestuurslid is.
In dit programma wordt met verschillende partijen (ondernemers, overheid en kennisinstellingen) gezocht naar de verbinding tussen tuinbouw en de stad (hoe kunnen in de stad productie en consumptie van voeding samenkomen, met hergebruik van producten en grondstoffen en het behoud van natuurlijke hulpbronnen?).
Lees hieronder de volledige tekst van de Tuinbouw Troonrede:
Tuinbouw Troonrede 2020
Geachte leden van de Nederlandse tuinbouw,
Het laatste jaar leek wel een cursus ‘Aanpassen in crisistijd voor gevorderden’. Zakelijk, privé, maatschappelijk, op alle fronten moesten we voortdurend inspelen op ontwikkelingen die steeds sneller leken te gaan.
We hebben ons allemaal fantastisch aangepast. Ondernemers hielpen elkaar en bedachten nieuwe ideeën, consumenten sprongen bij, de overheid kwam met steunmaatregelen, brancheorganisaties gooiden hun gewicht in de strijd.
En met succes. De cursus hebben we volgens mij goed doorstaan, tot heden. komen we allemaal in rustiger vaarwater? De afzet gaat goed, de sfeer zit erin, we zijn van de schrik bekomen. En het nieuwe normaal lijkt steeds meer op het oude normaal.
Is dat goed nieuws? Daar ga ik dadelijk op in.
We hebben de coronacrisis tot heden dus goed doorstaan. Je zou dus kunnen zeggen: we zijn crisisproof! Zelfs de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog kunnen we aan. Het doet even pijn, het is even schrikken. Kom maar op: wij zijn crisisproof!
Maar onze cursus is nog niet afgelopen. Want de eerste golf hebben we gehad, maar komt er een tweede golf? Of een derde? En onze cursus gaat niet alleen over corona. Er zijn meer ontwikkelingen waarop we moeten inspelen. Klimaat, energie, internationale politiek, maatschappelijke ontwikkelingen.
We zitten al langer in een maatschappij die beweegt. Dat ging tot heden vrij geleidelijk. Corona hield zich daaraan niet: het virus was nogal abrupt en brutaal. Pats boem, daar was het. Maar ook zonder corona verandert de toekomst, voortdurend.
We moeten daarom volgens mij niet crisisproof zijn, maar toekomstproof. We moeten niet terug willen naar wat was, maar vooruitkijken naar wat gaat komen. Of beter nog: we moeten zélf bepalen hoe die toekomst eruitziet. Dus niet terug naar het oude normaal. We moeten we een nieuw normaal maken. Een transformatie.
Tuinbouw Toekomstproof dus. Dat klinkt lekker. Maar wat betekent het? Tuinbouw Toekomstproof kan alleen als de tuinbouw haar plek in de maatschappij weer weet terug te vinden. Terug naar het dorpsplein, naar de stadse supermarkt, naar de scholen en universiteiten. Dat zijn we namelijk een beetje kwijtgeraakt. We staan als sector te vaak los van de maatschappij. Zelfs in typische tuindersdorpen zijn er maar weinig schoolouders die op een kwekerij werken. Om maar een voorbeeld te noemen. En toch is ook weer de kans groot dat we elke dag tomaat, komkommer, aardbei, en paprika in de supermarkt kopen uit de Nederlandse kas. Tegenwoordig staat ‘van Hollandse bodem’ er steeds beter op.
De band met de maatschappij moeten we herstellen. Die band begint met waarde, zowel op maatschappelijk vlak als op persoonlijk vlak. Zijn we alleen een economische sector die bloemen en planten produceert? Of zijn we meer?
Wij kunnen helpen mensen gezonder te maken. Met energie verduurzamen en leveren aan woonwijken. Met jongeren aan het werk helpen. Met het stimuleren van biodiversiteit. En met een plezierige buurman zijn.
Daarvoor moeten we – zeg maar – de wijken in. Om in economische termen te spreken: een nieuwe O. Een nieuwe letter O dus. Wat ik daarmee bedoel? Volgens de werkwijze van de triple helix zijn er drie O’s: Ondernemers, Overheid en Onderzoek/kennis. Sommigen voegen daar een extra O aan toe, namelijk de O van Omgeving. Leuk bedacht. Maar weet u wat mijn omgeving is? Dat zijn mijn buren in Pijnacker, dat zijn mijn collega-telers, dat zijn onze toeleveranciers, onze afnemers en medebestuurders.
De Omgeving is dus mijn eigen wereld en een randje daaromheen. Terwijl we juist een stap verder moeten zetten, bijna letterlijk. We moeten niet met onze buurman praten, want die is ook tuinder. Nee, we moeten naar onze Overbuurman. Een extra O dus, de O van Overbuurman.
Ik zou ervoor willen pleiten dat we na deze troonrede allemaal eens gaan praten met onze Overbuurman. Of Overbuurvrouw, als u dat liever heeft. Vraag hem of haar wat belangrijk is, wat het beeld is van de tuinbouw en onze producten, wat voor wereld hij of zij wil.
De afgelopen decennia heeft de samenwerking binnen de tuinbouw gezorgd voor grootse prestaties. Door innovaties hebben we van de Nederlandse tuinbouw een internationaal toonaangevende sector gemaakt. Tot in Verweggistan zeggen ze: ‘Call the Dutch’. How a tiny country feeds the world. Die Nederlanders, die kunnen van bijna niks een tomaat of gerbera maken.
Die innovaties waren gericht op efficiency, op meer met minder, op excelleren. Maar de uitdagingen van de toekomst liggen niet alleen op de vierkante meter van onze tuinbouwbedrijven. De uitdagingen van de toekomst liggen óók buiten onze eigen sector; de uitdagingen van de toekomst liggen in de buitenwereld, de maatschappij. Meer dan ooit moeten we innovaties op onze gaan over bijvoorbeeld duurzaamheid, over dichtbij, over vertrouwen… We moeten efficiënt zijn op de vierkante meter, en waarde bieden voor de rest van Nederland. We moeten onze bedrijven koppelen aan maatschappelijke vraagstukken.
U kunt denken: lekker vaag, die Ted. ‘We luisteren even, drinken een glas en doen een plas. En alles blijft zoals het was.’ Maar zo vaag is de koppeling met de maatschappij volgens mij niet. Sterker, die koppeling is heel concreet.
Elk Nederlands tuinbouwbedrijf ligt namelijk op nog geen 20 kilometer van een stad. Dat is aan te fietsen. En steden zijn de plaatsen waar nu al meer dan de helft van de wereldbevolking woont. Onze consument – de Overbuurman dus – woont driehoog achter.
Wat willen mensen in steden? Gezond en gelukkig oud worden. Wat kunnen wij als sector? Oplossingen bedenken en produceren voor gezondheid en geluk. Zo kunnen we helpen circulaire steden te ontwikkelen. Steden met meer aandacht voor groen en gezondheid, en met een minimale milieubelasting.
In de Greenport zijn we inmiddels gestart met een project Circulaire Stad. Een machtig mooi project. Zuid-Holland is namelijk de ideale proeftuin voor ideeën rondom de circulaire stad. De vraag is: hoe kunnen in de stad productie en consumptie van voeding samenkomen, met hergebruik van producten en grondstoffen en het behoud van natuurlijke hulpbronnen?
We kijken in dat project naar de kracht van de tuinbouw in Oostland en in Westland. Het gaat daarbij om drie lijnen: circulair voeden, circulair bouwen en gezonde leefomgeving. Op die onderwerpen zoeken we cross-overs en samenwerking, en gaan we écht aan de slag. Zo koppelen we renovatie of nieuwbouw van kassen aan te ontwerpen woonwijken. Nederlandse bedrijven brengen kennis in om een toekomstproof gebouw neer te zetten.
Zo leggen we een koppeling met de wensen van de toekomstige inwoners van de steden in de buurt. En daarbij gaat het niet alleen om producten, maar ook om arbeidsplaatsen, om recreatie, om onderwijs, om milieu en water, om energie. Noem maar op.
De Circulaire Stad is de plek waar onze Overbuurman wil wonen. En die kunnen wij mede mogelijk maken. Dat is geen proces van weken of jaren. Misschien duurt het zelfs 100 jaar. Het vraagt dus een lange adem. Maar niemand heeft gezegd dat de wereld veranderen in een middagje lukt.
We staan nu op een splitsing. We kunnen als tuinbouw twee dingen doen: of we keren terug naar het oude normaal. Of we maken onszelf weer bijzonder, doordat we de maatschappij én onszelf helpen. Dat lukt niet in een middag. Maar de eerste stap is een goede bak koffie. Niet met onszelf, niet met onze eigen omgeving. Maar met onze Overbuurman.
Daarom heb ik een eenvoudig verzoek aan u. Stel uzelf de vraag: hoe lever ik als ondernemer maatschappelijke impact? Wat doe ik zelf? Wat wil ik graag doen samen met anderen? En met welke Overbuurman drink ik vandaag een bakkie koffie?
Ik wens u een goede toekomst, en dank u voor het luisteren naar mijn troonrede.
Bron: Goedemorgen Tomaat en Greenport West-Holland